Ga naar de inhoud

Doorlopende leerlijnen vmbo – mbo geven leerlingen motivatie en perspectief

  • door

Hoe zorg je dat vmbo-leerlingen techniek zo kunnen doorstromen naar het mbo, zodat je hun interesse en enthousiasme behoudt? Daar doen we bij Sterk Techniekonderwijs Apeldoorn e.o. onderzoek naar, onder leiding van Bert Jimmink, projectleider Sterk Techniek Onderwijs. Bennie Polinder (docent Mobiliteit en Transport op het UDO van de Veluwse Onderwijsgroep) is een van de docenten in de werkgroep. Een belangrijkste constatering: er zit veel overlap tussen vmbo 4 en mbo 1.

Bert Jimmink: “Op dit moment zijn er meerdere werkgroepen docenten bezig te onderzoeken wat er bij komt kijken om een doorlopende leerlijn vmbo-mbo te organiseren. Welke randvoorwaarden zijn er bijvoorbeeld nodig? Docenten van het Jacobus Fruytier en het Hoornbeeck onderzoeken de ontwikkeling van een leerlijn energietransitie. De Veluwse Onderwijsgroep en Aventus doen onderzoek naar een leerlijn PIE – elektrotechniek op het mbo. En deze twee werken ook aan een onderzoek naar doorlopende leerlijn voor autotechniek en mobiliteit.

Wat we ons steeds meer realiseren is dat er overlap bestaat tussen wat leerlingen in vmbo-bovenbouw krijgen en de lesstof op het mbo. Dat moet je niet willen, leerlingen gaan vol enthousiasme naar het mbo en moeten dan heel veel herhalen.”

Bennie Polinder: “Ik zit nu bijna twee jaar in het onderwijs, daarvoor heb ik meer dan twintig jaar bij Opel gewerkt, dat was prachtig werk. Opel werd overgenomen, daardoor veranderde mijn werk en heb ik de switch naar het onderwijs gemaakt. Het mooie van lesgeven is dat je heel veel tijd besteed met de leerlingen, je krijgt een connectie met hen. ‘Eerst relatie dan prestatie’, bij Opel had ik heel veel contact met dealers en daar was dat erg belangrijk.

Sinds 2021 doe ik de masterstudie Leren en Innoveren bij Aeres Hogeschool. Voor de opleiding moest ik een innovatie-ambitie hebben. Daarom ben ik bij Sterk Techniekonderwijs gegaan, en onderzoek ik met collega’s van de VOG en Aventus de doorlopende leerlijnen.”

Bennie: “Bert zei het al, de leerinhoud van vmbo 3 en 4 komt voor een groot deel overeen met het mbo. In klas 1 krijgen de studenten 13 modules, zoals verlichting, banden en wielen. Die modules passen erg goed in de vmbo-profielen: motor, wielophanging, carrosserie en verlichting. Toen we dat constateerden hebben we contact gezocht met Electude, de leermiddelenleverancier van Aventus met de vraag: kunnen we deze modules in vmbo 4 geven? En dat mocht.

Belangrijkste aandachtspunt waren de praktijkopdrachten. In de betreffende mbo-opleiding is op dit moment de theorie nog losgekoppeld van de praktijk. Wij werken met de leerpleinmethode: leerlingen gaan eerst aan de slag met een bepaald onderwerp, om hen nieuwsgierig te maken en krijgen dan de theorie. We laten de leerlingen zoveel mogelijk samenwerken. Die opdrachten stellen we in overleg samen.

Waarom doen we dit? Niet per se om leerlingen te laten versnellen, veel meer gaat het over motivatie. Stel dat je naar het mbo gaat en in je eerste jaar is driekwart van de lesstof dezelfde als op je oude school? Dat werkt demotiverend. De tweede reden is dat ze op het mbo veel meer tijd krijgen om aan theoretische vakken, zoals Nederlands of wiskunde, te werken.”

Bert: “Natuurlijk hebben we de afgelopen jaren signalen gehad over de overlap tussen vmbo en mbo, maar nu we dat hebben onderzocht kunnen we het ook laten zien. En aangeven waar die overlap zit en vervolgens wegwerken. Zoals Bennie al zei, het is zo belangrijk voor de motivatie. Bij Aventus hebben we regelmatig studenten die niet vooruit willen. Dan blijkt vaak dat ze de stof al hebben gehad.

Daarom heb ik Bennie, Bert Slot (docent autotechniek Aventus) en Sietze Mulder (docent Mobiliteit en Transport op het UDO van de Veluwse Onderwijsgroep) gevraagd voor deze werkgroep. We zitten nog in de onderzoeksfase. Ik vind het erg mooi dat we onze onderzoeksresultaten nu in deze autotechniek-pilot kunnen toetsen, samen met de uitgever.”

Bennie: “Naast de inhoudelijke inzichten die we nu opdoen, werken we als team ook volgens een evaluatiecyclus. Elke acht weken kijken we terug: wat zien we gebeuren, wat kunnen verbeteren, hoe kunnen we de aanpassingen doorvoeren? Dat is een werkwijze die ook in het regulier onderwijs zouden moeten toepassen, regelmatig evalueren en kijken hoe je je onderwijs nog beter kunt maken.

Daarmee ben je zelf onderdeel van de verandering. Innoveren in het onderwijs is lastig, als je zelf aan de basis staat, gaat het makkelijker.”

Bert: ‘Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik ken ook een soortgelijk traject dat door een extern bureau wordt gemaakt. Dan staat het verder van docenten af. Bij ons doorleven de docenten het proces. Ze weten hoe het werkt, die ervaring is erg belangrijk. Het is mooi om het enthousiasme bij deze groep te zien. En dat vmbo en mbo dit samen doen.

Wat ik ook mooi vind is de diversiteit. In de andere werkgroep – met Jacobus Fruytier en Hoornbeeck – experimenteren ze met een doorlopende leerlijn waarbij leerlingen met goede cijfers mogen instromen in mbo 2. Een hele andere aanpak, maar kan net zo belangrijk zijn. Het gaat er niet om hoe je het inricht, maar dat de leerling er profijt bij heeft.”

Lees hier meer over deze pilot…